Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 170

Er schuilt geen wreedheid in God en evenmin in mij.

1. 1Niemand valt aan zonder de bedoeling te kwetsen. 2Hierop zijn geen uitzonderingen. 3Wanneer je denkt dat je aanvalt uit zelfverdediging, wil je zeggen dat wreed zijn bescherming betekent: dankzij wreedheid ben jij veilig. 4Je wilt zeggen dat je gelooft dat het kwetsen van een ander jou vrijheid bezorgt. 5En je wilt zeggen dat aanvallen betekent dat je de toestand waarin je verkeert inruilt voor iets beters, iets zekerders, iets wat meer veiligheid biedt tegen een gevaarlijke inval en angst.

2. 1Hoe door en door waanzinnig is het idee dat de bescherming tegen angst de aanval is! 2Want hier wordt angst verwekt en met bloed gevoed, om hem te laten groeien, zwellen en woeden. 3En dus wordt angst beschermd, niet ontvlucht. 4Vandaag leren we een les die jou meer vertraging en nodeloze ellende kan besparen dan jij je maar enigszins kunt voorstellen. 5Het is deze:

6Jij maakt zelf datgene waartegen jij je verdedigt, en door je eigen verdediging ertegen is het werkelijk en onontkoombaar. 7Leg je wapens neer, en dan pas zie je dat het niet echt is.

3. 1Het lijkt een vijand vanbuiten te zijn die jij aanvalt. 2Toch bouwt jouw verdediging een vijand vanbinnen op: een vreemde gedachte, op voet van oorlog met jou, die jou van je vrede berooft en jouw denkgeest in twee kampen splitst die totaal onverzoenlijk lijken. 3Want liefde heeft nu een ‘vijand’, een tegendeel; en angst, de vreemdeling, heeft nu jouw verdediging nodig tegen de bedreiging van wat jij werkelijk bent.

4. 1Als je zorgvuldig het middel bekijkt waarmee jouw denkbeeldige zelfverdediging voortschrijdt op haar ingebeelde weg, zul je de uitgangspunten zien waarop het idee berust. 2Ten eerste is het onmiskenbaar dat ideeën hun bron moeten verlaten, want jij bent het die de aanval maakt en hem eerst moet hebben bedacht. 3Maar je doet een aanval buiten jezelf en scheidt jouw denkgeest van hem die moet worden aangevallen, in het volmaakte vertrouwen dat de scheiding die jij gemaakt hebt, werkelijk is.

5. 1Vervolgens worden de eigenschappen van de liefde aan haar ‘vijand’ toebedeeld. 2Want angst wordt jouw veiligheid en de beschermer van jouw vrede, waartoe jij je wendt voor troost, voor ontsnapping aan twijfels over jouw kracht, en voor hoop op rust in droomloze stilte. 3En terwijl liefde beroofd wordt van wat haar en haar alleen toebehoort, wordt ze begiftigd met de eigenschappen van de angst. 4Want liefde zou jou vragen alle verdedigingen als louter dwaasheid af te leggen. 5En jouw wapens zouden zeker tot stof vergaan. 6Want dat is wat ze zijn.

6. 1Met liefde als vijand wordt wreedheid onherroepelijk een god. 2En goden eisen dat zij die hen aanbidden, hun bevelen gehoorzamen en het niet wagen die te betwijfelen. 3Wrede straf wordt meedogenloos uitgedeeld aan hen die vragen of de eisen redelijk of zelfs maar zinnig zijn. 4Hun vijanden zijn het die onredelijk en krankzinnig zijn, terwijl zij altijd barmhartig en rechtvaardig zijn.

7. 1Vandaag kijken we gelijkmoedig naar deze wrede god. 2En we merken op dat hoewel zijn lippen met bloed zijn besmeurd en vuur hem aan alle kanten schijnt uit te slaan, hij slechts van steen is gemaakt. 3Hij kan niets doen. 4We hoeven zijn kracht niet te trotseren. 5Hij heeft er geen. 6En zij die in hem hun veiligheid zien, hebben geen beschermer, geen kracht om bij gevaar een beroep op te doen, en geen machtige strijder die voor hen vecht.

8. 1Dit moment kan vreselijk zijn. 2Maar het kan ook het ogenblik zijn van jouw bevrijding uit een ellendige slavernij. 3Jij maakt een keuze, terwijl je voor deze afgod staat en hem precies ziet zoals hij is. 4Wil je aan liefde teruggeven wat jij aan haar hebt proberen te ontwringen om het neer te leggen voor dit levenloze stuk steen? 5Of wil je een andere afgod maken om deze te vervangen? 6Want de god van de wreedheid neemt vele vormen aan. 7Een andere kan worden gevonden.

9. 1Maar denk niet dat angst de uitweg is uit angst. 2Laten we ons herinneren wat het tekstboek beklemtoond heeft over de blokkades voor vrede. 3De laatste, de moeilijkste om van te kunnen geloven dat die niets is, een schijnbare blokkade met het uiterlijk van een massief blok, ondoordringbaar, angstwekkend en onoverwinnelijk, is de angst voor God Zelf. 4Hier ligt het fundamentele uitgangspunt dat de angstgedachte tot god verheft. 5Want angst wordt bemind door hen die angst aanbidden, en liefde schijnt nu met wreedheid te zijn bekleed.

10. 1Waar komt het volslagen waanzinnige geloof in wrekende goden vandaan? 2Liefde heeft haar eigenschappen niet met die van de angst verward. 3Toch moeten de aanbidders van de angst hun eigen verwarring waarnemen in de ‘vijand’ van de angst, en de wreedheid ervan nu als deel van de liefde zien. 4En wat wordt dan angstwekkender dan het Hart van de Liefde Zelf? 5Het bloed schijnt op Zijn Lippen te staan, het vuur slaat Hem uit. 6En Hij is vreselijk zonder weerga, onvoorstelbaar wreed, en slaat allen neer die Hem als hun God erkennen.

11. 1De keuze die jij vandaag maakt, staat vast. 2Want jij kijkt voor het laatst naar dit stuk gebeeldhouwde steen dat jij hebt gemaakt, en noemt het niet langer god. 3Je bent eerder op deze plaats geweest, maar jij hebt ervoor gekozen dat deze wrede god nog bij jou bleef in weer een andere vorm. 4En zo is de angst voor God bij je teruggekomen. 5Deze keer laat je die daar achter. 6En jij keert naar een nieuwe wereld terug, ontlast van zijn gewicht, gezien niet door zijn nietsziende ogen, maar door de visie die jij dankzij jouw keuze hervonden hebt.

12. 1Nu behoren jouw ogen aan Christus toe, en kijkt Hij er doorheen. 2Nu behoort jouw stem aan God toe, en is van de Zijne de weerklank. 3En nu blijft jouw hart voor eeuwig in vrede. 4Je hebt Hem verkozen in plaats van afgoden, en jouw eigenschappen, jou door je Schepper verleend, zijn ten langen leste weer van jou. 5De Roep van Godswege is gehoord en beantwoord. 6Nu heeft angst ruim baan gemaakt voor liefde, nu God Zelf de plaats van wreedheid inneemt.

13. 1Vader, wij zijn zoals U. 2Wreedheid huist er niet in ons, want die is er niet in U. 3Uw vrede is de onze. 4En we zegenen de wereld met wat wij van U alleen ontvingen. 5We kiezen opnieuw en maken onze keus voor al onze broeders, wetend dat zij één met ons zijn. 6We brengen hun Uw verlossing, zoals wij die nu ontvingen. 7En wij danken voor hen, want zij maken ons compleet. 8In hen zien wij Uw heerlijkheid en in hen vinden wij onze vrede. 9Heilig zijn wij omdat Uw Heiligheid ons heeft bevrijd. 10En wij zeggen dank. 11Amen.